Ik ben vervangen door kunstmatige intelligentie

Maandag ontvingen de ruim 700 recensenten van #NBDBiblion, van wie ik er een ben, een e-mail. Hierin staat dat we niet meer nodig zijn, omdat kunstmatige intelligentie ons werk overneemt.

Na ruim 12 jaar recensent te zijn geweest en ruim 350 recensies te hebben geschreven, ben ik nu bedankt voor mijn diensten. Voortaan gaan boeken door speciaal ontwikkelde software en volgt een geautomatiseerde tekstanalyse, aangevuld met metadata over dat boek.

Ik snap dat met behulp van software een analyse gemaakt kan worden van complexiteit van een tekst, woordgebruik, zinslengte, enz. Maar voor het beoordelen van een spanningsboog, ontwikkeling van verhaalpersonen en originaliteit is denk ik meer nodig dan het scannen door kunstmatige intelligentie.

Bibliothecarissen gebruiken de recensies om te beoordelen of een boek wordt aangekocht. Ik vrees dat de toekomstige, met behulp van software gegenereerde, recensies leiden tot een verschraling van het aanbod van boeken in bibliotheken.

En ik weet zeker dat ik het recenseren enorm ga missen, want ik vind het mooi werk om te doen. Jammer dat het zo moet lopen.

Zo blij als een ei

Soms ben ik zo blij als een ei. Genieten van wat kan. Daarover gaat mijn bijdrage in De Stentor van 27 november 2021.

Lees hier mijn bijdrage. Ik vind het leuk als je een waardering achterlaat.

 

Wat vind jij een mooi woord?

Deze zomer fietste ik over het Roseboomspoor toen ik een enorm klagelijk gemekker hoorde. In een grote tuin langs het spoor is een onderkomen voor geiten, maar nog niet eerder had ik daar zo’n indringend gemekker gehoord.
Ik maakte mij zorgen, want misschien was er een geit in de sloot beland of zat er een vast in de omheining.

Ik belde aan bij de eigenaar. Die wist te melden dat ze een paplam hadden. Paplam! Wat een mooi en duidelijk woord. Ik had er meteen een beeld bij. Een jong geitje dat met de fles wordt grootgebracht.

Iedere keer dat ik nu langs het geitenweitje fiets, zingt het woord paplam door mijn hoofd. En het geitje zelf? Dat is van de pap af en springt vrolijk door de weide zonder klagelijk te mekkeren.

Blogtour Hoofdbrekens

Hoofdbrekens heeft een Blogtour gemaakt. Vijf bloggers hebben het verhaal gelezen en een recensie geschreven. Deze blogs zijn op opeenvolgende dagen op Instagram geplaatst.

Ik bedank Mea Pepe, Margje-v, Marjonne leeft en leest, Kelly Reads en Missbookreading voor hun mooie en vooral positieve recensies.

Ik hoop dat de recensies veel jongeren inspireren om Hoofdbrekens te gaan lezen, want daar schrijf ik voor.

 

Hoofdbrekens ook geschikt voor jongeren met dyslexie

De verhalen die ik schrijf voor jongeren sluiten goed aan bij hun leefwereld. Het taalgebruik past daar ook bij. Het is voor mij de uitdaging om teksten zo te schrijven dat deze ook prettig leesbaar zijn voor jongeren die niet zo goed kunnen lezen of bijvoorbeeld dyslexie hebben.

Bij het schrijven van verhalen houd ik dus rekening met zwakke lezers. Dat doe ik bijvoorbeeld door lastige of nieuwe woorden te verwerken in een gesprek tussen verhaalpersonen. Zoals in een gesprek dat de hoofdpersoon Jordi heeft met mevrouw Bosgraaf, een oude dame die een beetje ouderwets praat. Zij vraagt aan Jordi om referenties. Het gesprek gaat dan zo verder:

“Referenties? Wat zijn dat?”, vraagt Jordi verbaasd.
“Weet je niet wat dat zijn, jongeman? Dat zijn personen die inlichtingen kunnen geven over jou en de manier waarop je werkt.”

Als lezer weet je nu wat referenties zijn en begrijp je het verhaal goed.

Vormgeving
Maar het is niet alleen belangrijk dat een tekst goed leesbaar is, ook de manier waarop een tekst eruitziet kan de leesbaarheid bevorderen. In de nieuwe uitgave van Hoofdbrekens is daar rekening mee gehouden. Zo is er iets meer witruimte tussen de regels. En de rechterkant van de tekst is niet recht en uitgevuld. De ene regel is langer dan de andere. De bladzijden zien er daardoor helder en overzichtelijk uit en komen niet over als een groot, grijs rechthoekig blok met letters.

Ook zijn er zo min mogelijk woorden afgebroken. Een lezer herkent vaak het woordbeeld door het woord in één keer te zien. Is een woord afge- broken, dan is dat lastiger. Is afgebroken als één woord geschreven, dan herken je dat beter, omdat afge- en broken niet bestaan als aparte woorden.

Met deze dingen heeft de vormgever rekening gehouden bij de opmaak van de tekst. Daarom is Hoofdbrekens heel geschikt voor jongeren die niet zoveel leeservaring of dyslexie hebben en heeft de uitgever het boek het label Dyslexieproof gegeven. Maar dit betekent niet dat Hoofdbrekens kinderachtig is, want ik weet zeker dat een ervaren of goede lezer dit spannende verhaal ook met veel plezier zal lezen.

Ik betrapte mezelf erop dat ik zong op de fiets

De volgende tekst heb ik geschreven voor de rubriek Gastschrijver van De Stentor.

Gisteren fietsten we vanuit Hattem met prachtig weer richting Zwolle over het vernieuwde Roseboomspoor. Op de rode spoorbrug groette ik vrolijk twee jongens. ‘Morgen heren!’ Ze keken me verbaasd aan. ‘Weer naar school vandaag?’, vroeg ik.

‘Ja, helaas’, verzuchtten ze.

Oei, dacht ik, die zijn niet zo blij als dat ik ben.

We fietsten verder over de IJsseldijk langs het Engelse Werk. Voor de uitspanning zat een groep mensen te schilderen. Het terras was gezellig gevuld.

Over de dijk fietsten we richting Vreugderijkerwaard. Aan weerskanten stond het gras hoog. Dan weer geel van de boterbloemen. Dan weer wit van de margrieten. En niet veel verder het zicht in zilver zonlicht op de stromende IJssel. Zo nu en dan zagen we een haas in het landschap. Ik betrapte mezelf erop dat ik aan het zingen was op de fiets.

Mooi plekje
Bij de schapenboerderij stopten we voor de lunch. We vonden een mooi plekje op het buitenterras onder een parasol die verkoeling bood. En terwijl we een vegetarisch belegd broodje aten met een triple biertje, keken we naar de kinderen die speelden op het veld.

De terugreis ging weer over de dijk. Even twijfelden we of we met het Kleine Veer terug zouden varen naar Hattem, maar we kozen toch voor dezelfde route. Boven op de rode boog zagen we een koppel ganzen die met hun jongen de IJssel overzwommen. De jonge gansjes ploeterden als ware helden om de overzij te bereiken.

Eenmaal thuis in de tuin, met een lekker kopje koffie, genoot ik nog na. Zoveel moois te zien en te ontdekken in mijn eigen woonomgeving. Wat een bofkont ben ik, dacht ik blij.

***

Je kan hier mijn bijdrage op de website van De Stentor bekijken en waarderen met sterren.

 

Nieuwe uitgave Hoofdbrekens in voorbereiding

Waarom ik (her)schrijf

Hoofdbrekens was mijn eerste verhaal dat in boekvorm werd uitgegeven. Dat was in 2009. Voor de een is dat vrij recent, voor mijn leespubliek is dat lang geleden. Daarom herschrijf ik op dit moment de tekst voor de 2e druk die binnenkort verschijnt.

Hyves – Wie kent dat nog?
Ik schrijf snel, maar dan begint het rijpingsproces. Dat duurt bij mijn boeken al snel 2 jaar. Toen ik Hoofdbrekens schreef, zaten mijn verhaalpersonen op Hyves. Vlak voordat de tekst naar de uitgever ging, werd duidelijk dat het platform Hyves werd opgeven. Dus herschrijven.

MSN – Wie kent dat nog?
De verhaalpersonen gebruikten toen msn. Ook dat is nu een achterhaalde vorm van communicatie, dus ze gaan WhatsApp gebruiken.

Eigen laptop
Tijdens het herschrijven werd ik me ervan bewust hoe snel dingen veranderen. Jordi, de hoofdpersoon, had in 2009 geen eigen computer. Vanwege het thuisonderwijs in coronatijd hebben de meeste scholieren nu een eigen laptop of andere device voor hun schoolwerk.

Ontwikkelingen gaan snel, maar papier is geduldig. Daarom herschrijf ik voor de nieuwe generatie pubers mijn roman Hoofdbrekens. Deze jongeren maken in dit spannende verhaal kennis met de totaal verknipte gast Jordi. Ik hoop dat ze zoveel leesplezier hebben en meer gaan lezen. Want mijn doel is jongeren die (nog) niet van lezen houden aan het lezen krijgen.

Oorarts, ga je daar naar toe als je last hebt van je ogen?

Ga je naar de oorarts als je last heb van je ogen? Nee, dat lijkt mij niet waarschijnlijk. Maar zo staat het wel in mijn nieuwe boek Het Lot. Op bladzijde 89 staat dat opa naar de oorarts gaat, omdat hij steeds slechter kan zien. Mijn nichtje attendeerde mij hierop. Natuurlijk gaat opa niet naar de oorarts, maar naar de oogarts. Enkele regels verderop op dezelfde bladzijde staat dat ook.

Het woordje oorarts is dus een drukfout. Ik vraag me af hoe het kan dat deze fout in de tekst staat. De tekst is zo vaak nagelezen; door mijzelf, door de tekstredactie, door mijn acht bijzondere jeugdredacteuren en ook nog eens door een collega. En allemaal hebben we er overheen gelezen. Hoe kan dat nou?

Vlotte lezers lezen een tekst niet letter(greep) voor letter, maar hebben een directe woordherkenning. Ze weten in één keer welk woord er staat, zonder dat ze elke letter apart lezen. Ook vult de lezer vanuit de context de woorden zelf in. In mijn boek praten Ruben en opa over de ziekte van opa en dat hij naar het ziekenhuis moet. Opa zegt dan: “Ik kan steeds slechter zien en ben bij de oorarts geweest.” De vlotte lezer die deze zin leest weet dan al wat er kan komen. Hij zal deze zin tijdens het lezen zelf aanvullen of het woorddeel –arts herkennen. De lezer weet daardoor dat het om een oogarts gaat, zonder dit woord letterlijk te lezen.

De niet zo vlotte lezer zal niet zomaar over dergelijke fouten lezen. Sterker nog; het kan hem in verwarring brengen. Hè, wat staat er nu? Wat volgt is dat deze lezer de zin opnieuw leest of het woord spellend, letter voor letter, leest. Nou behoren deze lezers tot mijn doelgroep. En daarom wil ik dat de teksten in mijn boeken foutloos zijn. Toch lukt dat niet altijd. Hoe vaak de tekst ook wordt herlezen. En daar baal ik ontzettend van.

Twee soorten dyslexie?

Afgelopen zondag ging ik lunchen met mijn oud-studiematen, alle zeven master SEN Dyslexiespecialist. We werken in het onderwijs; van speciaal onderwijs, tot een kleine dorpsmavo en grote scholengemeenschappen.

Voor het voorgerecht, tussen de verschillende gangen en na het nagerecht konden we volop kletsen. Over onszelf, ontwikkelingen op ons vakgebied, maar ook over meningen die mensen hebben over dyslexie, zoals Aleid Truijens in De Volkskrant. De kern van haar column is: Je hebt twee soorten dyslexie: aangeboren dyslexie en aangeleerde dyslexie. Aangeboren is échte dyslexie en aangeleerd is de schuld van falend taalonderwijs.

Ze schrijft ook dat mensen liever dyslectisch zijn dan dom. Nou weten wij dat dyslexie niets zegt over intelligentie. Maar, we weten ook dat een kind met dyslexie meer inspanning moet leveren om dezelfde studieresultaten te behalen als een kind zonder dyslexie. Intensieve begeleiding van de leerling kan daarbij het verschil maken. En verschil dat is er. Een van mijn studiematen werkt 80% en al deze tijd is beschikbaar voor begeleiding van dyslectische leerlingen. Een ander moet het doen met zes lesuren in de week voor begeleiding én dan ook nog haar collega’s leren de signalen van dyslexie te herkennen én haar collega’s leren passend onderwijs te geven in de klas.

Door hier met elkaar over te praten leren we veel over de verschillen tussen de scholen waar we werken, maar ook van elkaars best practice. Wat zijn nieuwe succesvolle aanpakken en wat kan beter?

En er is iets nieuws! Tenminste, zo wordt het gebracht. De prismabril! Aanhangers van deze bril claimen dat elk (dyslectisch) kind met behulp van de bril goed kan lezen. Pfff, gelukkig ligt het niet aan het taalonderwijs. Mijn studiematen en ik kunnen de bewering over de bril niet bevestigen. Wel hebben we ervaren dat een geprinte tekst op geel papier, in plaats van wit papier, ook goede resultaten geeft. Moeten we nu vrezen voor het voortbestaan van de dyslexiespecialist of is hier sprake van een overwaaiende hype?

Wat het ook is, mijn studiematen en ik blijven ons best doen om leerlingen met dyslexie, al dan niet aangeboren of aangeleerd, te helpen met hun leesvaardigheid en andere taalproblemen.

 

 

Ze willen straf

Ik heb een onrustige mentorklas. Het zijn stuk voor stuk lieve kinderen, dat wel weer. Maar als groep druk. Vooral de jongens, die als aapjes op de apenrots reageren op alles. Het liefst op elkaars gedrag natuurlijk. En de rustige meisjes vinden dat niet fijn.

Deze onrust is tijdens mijn mentorles inmiddels een vast gespreksonderwerp. Afgelopen woensdag besloot ik het anders aan te pakken.

Ik stuurde de leerlingen naar buiten voor wandeloverleg. In groepjes van drie liepen ze een stuk door de natuur. Tijdens het wandelen bespraken ze de oorzaak van het alfamannetjesgedrag. En, misschien wel het belangrijkste, wat eraan gedaan kon worden. De opdracht werd heel serieus aangepakt; druk gebaren ze naar elkaar, zo nu en dan staan ze stil een en al aandacht voor elkaar. Met plezier en trots keek ik naar hen.

In de klas bespraken we het resultaat. En wat denk je? De leerlingen willen straf! Je leest het goed: straf. De docenten moeten doen wat ze zelf zeggen. Dus niet meer: ‘De volgende keer beter’, maar lik op stuk. De boefjes die onrust veroorzaken, moeten dat voelen. Zij moeten straf of uurtjes krijgen. Vinden alle leerlingen!

Zij hebben mij uitgedaagd. Consequent handelen. Oei, dat is niet mijn sterkste kant. Maar ik ga het wel doen, de volgende les al.